Dit zijn de verhalen over onze oma’s.
Oma van Ineke (Sientje)
Hij had altijd een lederen kistje over zijn nek hangen met een riem eraan; de machinist uit Amersfoort. Hij had onze boerderij vanuit de locomotief al vaak gezien en is op zoek gegaan met het idee dat daar waarschijnlijk wel eten te halen viel. Destijds was het station in Bathmen er nog. Het was erg gevaarlijk voor de machinist want de verkenningsvliegtuigen kwamen vaak overvliegen bij de boerderij, omdat deze redelijk dichtbij de spoorlijn staat. Dus hij zwaaide met een witte doek en kwam alleen wanneer het veilig leek. Boter karnen deden we op de boerderij in een melkbus. De boter kwam dan bovendrijven. We deden pulsen met zo’n stok met een rond rad eronder aan. Je moest nog wel een hele tijd stoten. De boter schepte je er dan af en liet je uitlekken in een doek, gewoon in een kussensloop van linnen. Het water moest je eruit kneden of met een houten lepel uitdrukken. Dan dan had je weer een poosje boter. Het is altijd iets anders dan dat je het nu koopt. Er zat iets een zure smaak aan maar dat maakte ons niks uit want je at toen toch alles op.
Oma van Roosje (Frederika)
“Frans, die kon erg mooi tekenen en hij was heel precies. Hij had een grafisch talent en was daarom een uitmuntende vervalser. Maar zo’n persoonsbewijs moest eerst ontdaan worden van de gegeven waar je van af wilde. En dat moest ik doen. Gewoon knoeien met ik bleekwater, of iets wat daar op lijkt. En daarmee haalde je de verkeerde dingen weg. Dan moest het papier weer beschrijfbaar gemaakt worden. Ja… het ging voornamelijk om handtekeningen herinner ik me. Gewoon inktschrift kun je met bleekwater weghalen. Ik doe het zelfs nu nog wel ‘s, haha. Maar als je van dat papier, als je dat behandelt hebt, je moest het dan natuurlijk afspoelen met water en zo. En zorgen dat het niet verder ging dan hoogst noodzakelijk was. Nadat het papier gedroogd was moest je weer beschrijfbaar maken en daarvoor had je eiwit nodig, daarvoor had ik eiwit-korrels nodig.”