Het Double Heritage-project is voor een groot deel gevormd door de verhalen die Moengonezen me hebben verteld.
Een lokale filmmaker vertelde me over de keer dat Prinses Beatrix Moengo bezocht, in 1965. De dag ervoor had een zoontje van een van de arbeiders gebruik gemaakt van het zwembad van de (voornamelijk uit witte mensen bestaande) staf. Vlak voordat de prinses arriveerde, was het gehele zwembad geleegd en opnieuw gevuld.
Toen het oude ziekenhuis werd leeggehaald om er een kunstcentrum en museum van te maken, werd er een grote hoeveelheid documenten en spullen aangetroffen. Een van de lokale kunstenaars vond zijn eigen geboortecertificaat. Het leek alsof Suralco van de ene op de andere dag was vertrokken. De politiepost wekte dezelfde indruk (zie afbeelding).
Nederland gaf Suralco een vergunning voor het winnen van bauxiet, op voorwaarde dat er een Nederlandse directeur zou worden aangesteld. Het koloniale bestuur was namelijk niet te spreken over de Amerikanen; zij zouden zich niet aan de koloniale regels houden, zo las ik in Het Rijke Ertsland (geschreven door O.M. de Munnick in 1946):
‘De hier aanwezige Amerikanen leidden een nogal vrij leven in de Surinaamsche rimboe en hielden zich niet aan de wetsbepalingen der kolonie, waardoor nogal wat overlast werd veroorzaakt en wrijving met het Bestuur ontstond. Intusschen was Gouverneur Staal gerepatrieerd, en werd het bewind der kolonie door Baron van Heemstra als opvolger, gevoerd. Toen de projecten voor een bauxietfabriek gereed waren gekomen en het verzoek binnenkwam, om de nodige installaties met wooningen enz. op de domeingronden te mogen oprichten, heeft de nieuwe Gouverneur van deze gelegenheid gebruik gemaakt, om aan de goedkeuring den eisch te stellen, dat een Nederlander de leiding van den bouw in handen zou worden gegeven, die tevens de volle verantwoordelijkheid op zich zou moeten nemen, dat geen overlast werd veroorzaakt door de op Moengo tewerkgestelde Amerikaansche krachten.’
Wat deze regels precies inhielden, of wat het gedrag van de Amerikanen zo buitensporig maakte: ik ben er niet achter gekomen, maar het sprak wel tot mijn verbeelding.
In Moengo is ook een golfbaan, het laatste dat ik verwachtte te zien in het binnenland van Suriname. De golfbaan werd gebouwd in opdracht van de bedrijfsleider, G.J.M. Toxopeus. Toxopeus had niet direct een passie voor bauxiet of aluminium en besteedde zijn vrije tijd het liefst aan zijn favoriete hobby. Eerst speelde hij golf op een terrein achter de fabriek, maar later liet hij een heuse golfbaan aanleggen naast een boerderij, waar het heuvelachtige landschap een mooie uitdaging vormde voor een bekwaam golfer. Het duurde lang voordat de golfbaan klaar was; de dennenbomen en het gras moesten speciaal geïmporteerd worden uit Noord-Amerika.
Rudy Gomperts, die in de jaren zestig in de staf van Suralco werkte, vertelde mij dat hij een keer zijn haar had laten knippen aan de Lijnweg, buiten Stafdorp. De volgende morgen werd hij ontboden door de bedrijfsleider. Het was niet gebruikelijk dat een staflid naar de kapper in het dorp ging en het werd streng afgekeurd. Het privéleven van werknemers van Suralco werd nauwlettend in de gaten gehouden.
Moengo was geheel zelfvoorzienend. Suralco had zelfs een boerderij gebouwd; koeien zorgden voor verse melk. De groentewinkel van Suralco heette “Ons Belang”. Hier kon je op rekening groente, fruit, eieren, melk, en kip halen, alles door Suralco geproduceerd. Je hoefde niet te betalen, maar gaf het payroll nummer van je vader op. Meneer Wong, de baas, kende de nummers uit zijn hoofd. De boodschappen werden dan ingehouden op het salaris.